Allergie en allergisch astma zijn de meest voorkomende aandoeningen van de luchtwegen bij kinderen. Allergenen zijn stofjes van veelal dierlijke of plantaardige oorsprong die na inademing allergische klachten veroorzaken bij mensen met een allergie. De meest voorkomende klachten zijn niezen, een lopende neus, rode en jeukende ogen en benauwdheid terwijl de meest voorkomende allergenen in Nederland graspollen (hooikoorts), huisstofmijt en allergenen en (huis)dieren zijn.
In de HITEA studie (Health Effects of Indoor Pollutants: Integrating microbial, toxicological and epidemiological approaches) is de hoeveelheid allergenen in de lucht van klaslokalen vergeleken met die in slaapkamers van Nederlandse kinderen. De resultaten van deze studie zijn recent gepubliceerd in PLoS One (vol 9, issue 2, e88871, februari 2014). Er zijn monsters genomen in 123 klaslokalen van 19 scholen in de provincie Utrecht. Dit is gedaan met de Electrostatic Dustfall Collector (EDC), een plastic mapje met doekjes die de allergenen die vanuit de lucht neerdalen opvangen en vasthouden. Deze EDC’s werden ook geplaatst in de slaapkamers van 169 leerlingen van de deelnemende scholen.
De hoeveelheid allergenen uit de lucht op de EDC in scholen is vergeleken met de hoeveelheid allergenen uit de slaapkamers. Zoals verwacht waren er ongeveer 40 keer zoveel allergenen van katten en honden te vinden in huizen met huisdieren dan in huizen zonder huisdieren. Echter werden ook in klaslokalen kat- en hondallergenen veelvuldig gevonden, ongeveer 13 keer meer dan in huizen zonder huisdier. Allergenen van de huisstofmijt waren daarentegen veel meer aanwezig in slaapkamers dan in klaslokalen. We hebben ook muisallergenen gemeten. In de Verenigde Staten vormt blootstelling aan muisallergenen in huizen en scholen een potentieel gezondheidsrisico voor kinderen. In zowel Nederlandse klaslokalen als slaapkamers waren er erg weinig muisallergenen te vinden maar de hoeveelheid was wel hoger in scholen dan in huizen.
De bevindingen laten zien dat kinderen in klaslokalen worden blootgesteld aan relatief hoge niveaus van kat- en hondallergenen terwijl deze dieren niet op de scholen aanwezig zijn. De hoeveelheden van deze allergenen was gerelateerd aan het percentage van de kinderen dat een huisdier had. Dit suggereert dat de allergenen door kinderen met huisdieren naar school worden meegenomen, waarschijnlijk via de kleding of het haar van deze kinderen. Voor kinderen met een allergie voor katten of honden kunnen de hogere niveaus in de klaslokalen leiden tot allergische klachten ondanks dat de dieren waarvoor zij allergisch zijn niet aanwezig zijn.
Het is goed dat zowel ouders als (huis)artsen zich realiseren dat kinderen allergieklachten kunnen krijgen van blootstelling aan allergenen van huisdieren op plekken waar geen huisdieren zijn. Het verminderen van deze blootstelling zal moeilijk zijn omdat de allergenen continu meegenomen kunnen worden vanuit huizen met huisdieren.